Op naar een fiscale hervorming die méér werken méér doet lonen
2023 kan wel eens het jaar zijn waarin we meer zicht krijgen op de eerste fase van de fiscale hervorming. Veel is daarover niet bekend. Een eerste inschatting van wat op tafel ligt wijst er evenwel op dat mogelijk geen antwoord (ongeveer 92 euro netto meer per maand) zal worden gegeven op de structurele problemen van vandaag (telkens een verlies van minstens 50% van bijkomend loon). Daardoor dreigt de hervorming de bal mis te slaan.
Een nieuwe analyse van de evolutie van de Belgische belastingdruk op arbeid (periode 2001-2021) herbevestigt dat structureel ingrijpen noodzakelijk is om mensen aan te zetten om te werken, om méér te werken en ook langer actief te zijn.
Een vergelijking met de buurlanden toont (opnieuw) aan dat België zeer hoge tarieven hanteert voor zowel lage, midden- als hoge inkomens. Illustratief daarbij is het loonniveau waarop werknemers minder dan 60 procent overhouden: in België was dat bij een brutoloon van 3.754 euro per maand, in onze buurlanden was dat bij gemiddeld 6.379 euro per maand bruto (+2.625 euro per maand). In Frankrijk wordt die 60%-grens zelfs nooit behaald. Daardoor houden Belgische werknemers 6 tot 8 procent minder over van hun brutoloon in vergelijking met de buurlanden (zie onderstaande grafieken).
Totale sociale en fiscale belastingdruk (in % brutoloon) in België en buurlanden in 2021
Beschikbaar inkomen (in % brutoloon) werknemer na aftrek sociale en fiscale lasten bij lage (< 100%), midden- (100%) en hoge inkomens (> 100%) in 2021 voor België en buurlanden
In vergelijking met de vorige editie van de studie wordt in deze tweede editie dieper ingegaan op de bijkomende (marginale) belastingdruk bij een stijging van het brutoloon, een graadmeter van de fiscale (dis)incentive om méér werken te belonen. De nieuwe analyse maakt duidelijk dat de combinatie van niet-geplafonneerde sociale bijdragen (13,07%), hoge tarieven en nauwe belastingschijven zich vertaalt in een zeer hoge bijkomende belastingdruk, en dat reeds bij een laag loon.
Het eerste tarief van 25% (in 2021 tot 1.563 euro brutoloon) betekent namelijk een bijkomende belastingdruk van ruim 36%. Voor de tweede belastingschijf van 40% (in 2021 tot 2.381,69 euro bruto) betekent dat ruim 50%. De derde schijf van 45% (in 2021 tot 3.824,59 euro bruto) vertaalt zich in een bijkomende belasting van bijna 55%. Bij de hoogste schijf (50%-tarief) tot slot betekent dat een bijkomende druk van bijna 60%, een bijkomende belastingdruk die we tevens niet terugvinden in de buurlanden. Dat betekent dat bijna 56% van de werknemers onderhevig is aan een bijkomende belastingdruk van minstens 50% bij een verhoging van het brutoloon. Ruim 35% zou dan weer onderworpen zijn aan een marginale belastingdruk van bijna 60%.[1]
Op naar een stelsel dat meer werken meer doet lonen
De enige manier om een hervorming te bekomen die de belastingdruk voor alle werknemers normaliseert, is door de tarieven te verlagen en de belastingschijven te verbreden in lijn met de buurlanden. De eerste fase van de fiscale hervorming zet daarom best prioritair in op de verlaging van de tarieven en de verbreding van de schijven van de tweede en de derde belastingschijf.
Een hervorming kan evenwel niet onbezonnen. Raadpleeg het standpunt van het VBO en zijn leden via deze link.
- Zie ook Dashboard fiscale hervorming: waar moeten we naartoe?
- VBO-studie ‘Geografische en temporele vergelijking van de Belgische belastingdruk op arbeid (tweede editie)’
[1] Volgens Statbel (2022) behoorde in 2020 56,3% van alle werknemers tot de werknemersgroep met tussen de 1.750 euro en de 3.750 euro per maand. Ongeveer 35,5% van de werknemers zou meer dan 4.000 euro bruto verdienen.