Dit zijn de voorlopige resultaten op dit moment, zonder rekening te houden met de horeca.

Bij de 1,7 miljoen betrokken werknemers betekent de gemiddelde participatiegraad van 62% opnieuw een forse daling ten opzichte van de editie van 2016 (-2,85% voor de OR en -3,10% voor het CPBW). De daling van 2016 en 2012 heeft zich dus voortgezet. Het zijn opnieuw vooral de jonge werknemers onder de 25 jaar die de stembus links lieten liggen, met een gemiddelde participatiegraad van slechts 23% (!) in 2020 tegenover 30% in 2016, 36% in 2012 en nog 43% in 2008. De interesse is in vrije val, en dat roept op z’n minst vragen op.

Wat de resultaten betreft, blijft de liberale vakbond in opmars in de twee organen en overschrijdt hij dit keer de drempel van 13% van de stemmen (+0,91% in de OR en +0,81% in het CPBW). De twee grote vakbonden bevestigen hun eerdere positionering, ook al gaan ze achteruit. Zo haalde het ACV iets meer dan 50% van de stemmen (-0,50%), en het ABVV circa 35% van de stemmen (-0,40%).

VBO - Het VBO drukt de wens uit dat de nieuwe verkozenen zich op constructieve wijze zullen inzetten in hun onderneming. We moedigen de ondernemingen dan ook aan om reeds vanaf vandaag een akkoord te sluiten met de personeelsvertegenwoordigers over hun syndicale faciliteiten in de onderneming, alsook over hun rechten en plichten als werknemers en als leden van de nieuwe overlegorganen. De werkgever die investeert in het sociaal overleg moet in ruil daarvoor de garantie hebben dat alle actoren zich zullen inzetten voor de goede werking van de onderneming, haar resultaten en de verbetering van de communicatie met het personeel (zie VBO-gids De nodige tijd en andere syndicale faciliteiten).