Nieuws 16 februari 2024

Lonen lopen mooi in de pas met de productiviteit (in tegenstelling tot ABVV-claim)

In een recente socialemediacampagne claimt het ABVV dat de lonen en de arbeidsproductiviteit in ons land ‘steeds verder uiteenlopen’, wat uiteraard als hoogst onrechtvaardig wordt voorgesteld.

De socialistische vakbond probeert dat te staven aan de hand van onderstaande grafiek over de (reële) arbeidsproductiviteit en de (reële) lonen, zogezegd op basis van het Compendium of Productivity Indicators van de OESO uit 2023.

Grafiek 1: Grafiek van het ABVV met als claim: ‘Lonen en productiviteit lopen steeds verder uiteen’

Die analyse is echter problematisch omwille van verschillende redenen.

  • In eerste instantie is het ABVV selectief wat de getoonde periode betreft. Die loopt immers maar tot 2021. De jaren 2022-2023 worden niet weergegeven, terwijl het jaar 2022 al beschikbaar is in de OESO-databank en er voor 2023 al drie kwartalen beschikbaar zijn in de nationale rekeningen (een raming o.b.v. interpolatie is dus niet al te complex). De reden dat in 2021 wordt gestopt, is natuurlijk dat er in 2022-2023 een stortvloed aan indexeringen is geweest (+15 à 16% op anderhalf jaar tijd) die het beeld aanzienlijk veranderen.
  • Daarnaast maakt het ABVV gebruik van gegevens voor de totale economie1, terwijl voor dat soort analyses enkel de gegevens van de bedrijvensector (S.11) relevant zijn.
  • Het belangrijkste probleem is echter dat het ABVV in die grafiek gebruik maakt van twee verschillende technieken om de overstap te maken van nominale naar reële grootheden. Voor de reële arbeidsproductiviteit wordt de bbp-deflator gebruikt (de OESO-methode), maar voor de lonen wordt de Belgische CPI gebruikt (de ‘ABVV-methode’). En de CPI neemt doorgaans beduidend sneller toe dan de deflator van het bbp. Dat verklaart tegen 2021 ongeveer 10 procentpunten van het vastgestelde verschil tussen ‘reële’ arbeidsproductiviteit en ‘reële’ verloning.

Wanneer dezelfde deflator wordt gebruikt voor beide reeksen, was het verschil tussen de reële productiviteits- en de reële loonkostenontwikkeling in de gehele periode 1996-2023 slechts enkele procentpunten. En dat was dan nog hoofdzakelijk het gevolg van de lastenverlagingsoperatie tijdens de taksshift (2016-2018).

Wanneer we daar abstractie van maken en enkel kijken naar de ontwikkeling van de reële brutolonen in de bedrijvensector (S.11), dan stellen we vast dat die in de periode 1995-2023 zelfs iets sterker zijn gestegen dan de ontwikkeling van de reële arbeidsproductiviteit (20% t.o.v. 19,7%).

Conclusie

Wanneer dus appelen met appelen worden vergeleken, is het op geen enkele manier hard te maken dat de lonen in België een achterstand zouden kennen ten opzichte van de productiviteitsontwikkeling. Integendeel, ze kenden in de voorbije 28 jaar een zeer vergelijkbaar verloop.

  1. 1. Dat is dus inclusief de overheid, het onderwijs en de gezondheidszorg, waarvan de productiviteitscijfers in de nationale rekeningen methodologisch gelijk worden gesteld aan de lonen. Die sectoren meenemen in een vergelijking tussen lonen en productiviteit heeft dus weinig zin. ↩︎
Deel deze pagina:
This site is registered on wpml.org as a development site. Switch to a production site key to remove this banner.