Nieuws 27 maart 2024

Langdurig zieken - Laten we geen verkeerde conclusies trekken uit het verslag van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid

Enkele dagen geleden publiceerde de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid een verslag over arbeidsongeschiktheid en de re-integratie van werknemers op de arbeidsmarkt. Het doel van dat verslag is om een verschijnsel te analyseren dat we sinds enkele jaren waarnemen, namelijk de onafgebroken groei van het aantal personen die langdurig arbeidsongeschikt zijn (> 12 maanden). In het verslag worden verschillende oorzaken voor die toename aangehaald en wordt vastgesteld dat de uitstroom (de re-integratie op de arbeidsmarkt) niet toeneemt.

De situatie is zorgwekkend, aangezien bijna een half miljoen mensen langdurig arbeidsongeschikt zijn.

Op de dag dat het rapport werd gepubliceerd, kopte L’Echo, de Franstalige tegenhanger van De Tijd, “(…) en wat als de werkgevers een heel jaar lang zouden betalen?”.In het artikel werd wel degelijk een overzicht gegeven van de verschillende elementen van het verslag, maar kiezen voor die titel suggereerde dat het verhogen van de financiële lasten voor ondernemingen dé wonderoplossing zou zijn voor het probleem van langdurig zieken.

Wie de volledige analyse van de Raad leest, ontwaart echter een veel complexer probleem en een hele reeks mogelijke oplossingen.

Ten eerste benadrukt de Raad ondubbelzinnig dat de toename van het aantal zieken deels kan worden toegeschreven aan ‘maatschappelijke factoren’, waaronder het opleidingsniveau en de vergrijzing van de bevolking.

De levensstandaard en levensstijl (roken en voeding) worden rechtstreeks beïnvloed door het opleidingsniveau. En de levensstijl is bepalend voor de incidentie van arbeidsongeschiktheid.

De Raad formuleert vijf aanbevelingen: ondersteuning en stimulering van maatregelen rond preventie en re-integratie, gedeeltelijke erkenning van arbeidsongeschiktheid zonder een fase van volledige arbeidsongeschiktheid te moeten doorlopen, versterking van de rol van medische hulpverleners (behandelend arts en bedrijfsarts), versnelling van het re-integratieproces en, ten slotte, invoering van een financiële regeling voor mensen met een laag inkomen om hen aan te moedigen het werk volledig te hervatten.

Wat het gewaarborgd loon betreft, is er, als we de aanbeveling van de Raad in detail lezen, geen sprake van een ‘verzwaring’ van de lasten voor ondernemingen, maar veeleer van een spreiding over een periode van twaalf maanden door te voorzien in een ‘verdeling’ van die financiële lasten tussen de werkgever en de ziekte- en invaliditeitsverzekering, in navolging van het systeem dat wordt toegepast tijdens de eerste maand van afwezigheid voor arbeiders. Volgens de Raad zouden werkgevers door die spreiding worden ‘beloond’ als ze een re-integratie binnen die twaalf maanden aanmoedigen.

Dat voorstel is op verschillende punten vatbaar voor kritiek:

– Enerzijds wordt geen rekening gehouden met de realiteit: veel werkgevers geven, in het kader van sectorale overeenkomsten of regelingen op ondernemingsniveau, al verschillende vormen van financiële aanvullingen of behouden verschillende financiële voordelen voor hun arbeidsongeschikte werknemers, en dat gedurende vele maanden. Die voordelen hebben echter geen positieve invloed op de cijfers met betrekking tot de uitstroom uit de arbeidsongeschiktheidsregeling.

– Anderzijds wordt er geen rekening mee gehouden dat stelsels van gewaarborgd loon vandaag de dag verschillend zijn voor arbeiders en bedienden. De voorgestelde regeling is voor bedienden onbekend. Het is volstrekt illusoir om bedienden ervan te overtuigen dat hun eerste maand gewaarborgd loon over een langere periode moet worden verdeeld (tenzij de werkgevers opnieuw in hun buidel moeten tasten);

– Last but not least toont het verslag op geen enkele manier de ‘stimulerende’ werking van een dergelijke maatregel aan.

In werkelijkheid zijn werkgevers er niet op uit om ‘beloond’ te worden. Ze willen ondersteund worden bij de uitdagingen van korte en langdurige arbeidsongeschiktheid, in plaats van gestraft te worden of extra financiële lasten te moeten dragen onder het voorwendsel dat ze daarvoor beloond worden. 

Zoals in dit verslag wordt benadrukt, moeten alle betrokkenen worden gemobiliseerd: werkgevers, maar ook de verschillende artsen, ziekenfondsen, openbare diensten voor arbeidsbemiddeling en hun partners die gespecialiseerd zijn in gezondheid, maar ook en vooral … de werknemers.

Kortom, aan het verslag van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid moet uiteraard aandacht worden besteed. Maar wat de kwestie van het gewaarborgd loon betreft, gelooft het VBO niet dat het verslag dé wonderoplossing biedt voor alle maatschappelijke problemen.

Deel deze pagina:
This site is registered on wpml.org as a development site. Switch to a production site key to remove this banner.