Nieuws 09 oktober 2023

Sociale bijdragen – Vierde kwartaal 2023

Wat zijn de tarieven van de sociale bijdragen voor het vierde kwartaal van 2023? U vindt ze in de onderstaande tabel, die het percentage aangeeft van de verschuldigde werknemers- en werkgeversbijdragen voor zowel arbeiders als bedienden, alsook de totalen.

Ten opzichte van de tabel van het voorgaande kwartaal is er een kleine wijziging. De bijdrage voor het Asbestfonds van 0,01% is niet verschuldigd in het vierde kwartaal.

Voor het derde en vierde kwartaal van 2023 is voorzien in een uitstel van betaling van 7,07% van het verschuldigde bedrag van de netto-RSZ-werkgeversbijdragen. Bedrijven kunnen dat uitstel genieten via een aanvraag in de DmfA. Die uitgestelde sociale bijdragen zullen worden geïnd in vier gelijke schijven in de loop van het jaar 2025. 

Ter herinnering: sinds de uitrol van de taxshift en in het bijzonder sinds 1 januari 2018, bedraagt het faciale tarief 25% voor werknemers uit de profitsector. De stapsgewijze lastenverlaging van de werkgeversbijdrage naar 25% werd ingezet sinds het tweede kwartaal van 2016. Die daling naar 25% wordt gerealiseerd door zowel de basiswerkgeversbijdrage als de loonmatigingsbijdrage gefaseerd te verminderen. Juridisch wordt de basiswerkgeversbijdrage voor werknemers uit categorie 1 (de profitsector) van artikel 330, eerste lid van de programmawet (I) van 24 december 2002 verminderd van 22,65% naar 19,88%. Anderzijds wordt de verlaging ook doorgevoerd in de loonmatigingsbijdrage, die daalt van 7,35% naar 5,12%. 

Sinds 2015 wordt het bijdragepercentage voor de jaarlijkse vakantie arbeiders gefaseerd verlaagd. Deze vermindering van de bijdragevoet wordt toegepast op de trimestriële bijdrage die historisch 6% bedroeg. Sinds 1 januari 2018 werd deze een laatste keer verlaagd om recurrent te dalen van 5,61% naar 5,57%. De jaarlijkse bijdrage van 10,27% blijft ongewijzigd. 

De tabel geeft voor elke sector van de sociale zekerheid het percentage aan van de verschuldigde werknemers- en werkgeversbijdragen voor zowel arbeiders als bedienden, alsook de totalen, op basis van het aantal in de onderneming tewerkgestelde werknemers. Voor de werkgevers en werknemers die aan alle sectoren van de sociale zekerheid bijdrageplichtig zijn, werden de afzonderlijke bijdragen per sector vervangen door een globale bijdrage. 

Enkele bijdragen komen niet in deze tabel voor, maar worden hieronder vermeld:

  • de bijzondere socialezekerheidsbijdrage die sedert 1 april 1994 wordt geïnd op de lonen van de werknemers;
  • de bijdrage van 8,86% die verschuldigd is op de werkgeversstortingen voor extralegale pensioenvoordelen;
  • de bijdrage van 10,27% voor de jaarlijkse vakantie van de arbeiders, die verschuldigd is op de lonen tegen 108% van het vorige jaar en die betaalbaar is in de loop van april;
  • de door de RSZ geïnde bijdragen voor de fondsen voor bestaanszekerheid;
  • de bijzondere bijdragen ‘Decava’ op stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) en canada dry (bedrijfstoeslag op uitkeringen volledige werkloosheid); 
  • de bijzondere bijdrage van 48,53% (eventueel verdubbeld) op toeslagen voor voltijds en halftijds tijdskrediet, die worden toegekend op grond van individuele akkoorden of ondernemingsakkoorden, alsook op grond van sectorakkoorden die na 30 september 2005 zijn gesloten;
  • de bijdrage op de salariswagens en op de mobiliteitsvergoeding;
  • de solidariteitsbijdrage van 8,13% die verschuldigd is op de tewerkstelling van studenten die geen aanleiding geeft tot bijdrageplicht ten aanzien van de sociale zekerheid: 5,42% ten laste van de werkgever en 2,71% ten laste van de student. De verschillende bijdragevoeten naargelang de student wordt tewerkgesteld in de zomermaanden dan wel tijdens het schooljaar, werden sinds 1 januari 2012 vervangen door één bijdrage gedurende het hele jaar;
  • de solidariteitsbijdrage van 33% die sinds 1 januari 2009 verschuldigd is op de betaling of terugbetaling van de verkeersboetes van de werknemer door de werkgever; 
  • de bijzondere bijdrage op bepaalde extralegale pensioenen of zogeheten ‘Wijninckx’-bijdrage, die in 2019 werd hervormd;
  • de activeringsbijdrage ingevoerd door de programmawet van 21 december 2017. Deze bijdrage geldt sinds 1 januari 2018 voor werkgevers die ‘oudere’ werknemers op non-actief zetten. Het bedrag ligt tussen 10% en 20% van het brutoloon. Het bijdragepercentage wordt bepaald in functie van de leeftijd van de betrokken werknemer en van een opleiding die de werkgever al dan niet voorstelt;
  • De responsabiliseringsbijdrage voor opeenvolgende dagcontracten in de uitzendsector. De berekening van de responsabiliseringsbijdrage gebeurt per periode van 6 maanden en de eerste facturering aan de klant-gebruiker is gepland voor oktober 2023;
  • De responsabiliseringsbijdrage die verschuldigd is door werkgevers met een te hoge instroom van werknemers in invaliditeit (instroom die tweemaal zo groot is als die van bedrijven in dezelfde sector en driemaal zo groot als die van bedrijven in de privésector in het algemeen).
Sociale bijdragen 4de kwartaal.png

(1) Met de zesde staatshervorming werd een basiswerkgeversbijdrage ingevoerd. Omdat dit voor bepaalde toepassingen van belang is, vermelden we in de tabel de historische deelpercentages per sector.
(2) Niet inbegrepen de bijdrage van 10,27%, berekend op het brutoloon van het  vorige jaar aan 108%, die uiterlijk op 30 april moet worden betaald.

Deel deze pagina:
This site is registered on wpml.org as a development site. Switch to a production site key to remove this banner.