Nieuws 29 november 2023

Hernieuwbare energie: Europa wil meer

Op 20 november is de meest recente herziening van de hernieuwbare-energierichtlijn (RED III) in werking getreden. Die richtlijn voorziet, samen met haar eerdere versies, in een wettelijk kader voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie binnen de Europese Unie. RED III, aangenomen op 18 oktober, stelt nog ambitieuzere bindende doelstellingen vast ten opzichte van de laatste herziening in 2018. Tegen 2030 moet het aandeel hernieuwbare energie binnen de finale energieconsumptie van de EU minstens 42,5% zijn, met een streefcijfer van 45%.

De eerste Europese hernieuwbare-energierichtlijn werd aangenomen in 2009 en bepaalde dat het aandeel hernieuwbare energie in de totale finale energieconsumptie van de EU tegen 2020 minstens 20% moest bedragen. In 2018 werd die richtlijn herzien, met een nieuwe doelstelling voor 2030 van minstens 32%.

RED III werd gelanceerd onder het ‘Fit for 55’-pakket, dat tot doel heeft om de broeikasgasemissies van de EU tegen 2030 met minstens 55% te verlagen. Door de Russische invasie van Oekraïne werden de toen voorgestelde doelen verhoogd, om zo de Europese afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen te verminderen, wat resulteerde in de huidige ‘42,5% + 2,5%’-doelstelling.

Daarnaast worden ook een reeks sectorspecifieke doelstellingen verhoogd of geïntroduceerd, waaronder de volgende:

  • Industrie:
    • Lidstaten moeten streven naar een indicatieve toename van minstens 1,6 procentpunt van het aandeel hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik en niet-energetische gebruik in de industrie.
    • Lidstaten moeten ervoor zorgen dat tegen 2030 ten minste 42% van de gebruikte waterstof in de industrie afkomstig is van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong (RFNBO's[1]), en 60% tegen 2035.
  • Transport:
    • Het aandeel hernieuwbare energie in de finale energieconsumptie van de transportsector moet minimaal 29% zijn tegen 2030 of de broeikasgasintensiteit (= de uitstoot van broeikasgassen per eenheid van economische activiteit) moet met minimaal 14,5% verminderd worden.
    • Lidstaten met maritieme havens moeten in 2030 een aandeel van minstens 1,2% hernieuwbare energie van niet-biologische oorsprong hebben in de totale geleverde energie.
  • Biobrandstoffen:
    • Het aandeel van geavanceerde biobrandstoffen uit bijlage IX (deel a) en RFNBO’s moet gecombineerd minimaal 5,5% opmaken van de geleverde energie aan de transportsector, waarvan RFNBO’s minstens 1 procentpunt bedragen.
  • Gebouwen:
    • Minstens 49% van het eindenergieverbruik in gebouwen moet tegen 2030 van hernieuwbare energie komen.
  • Verwarming en koeling:
    • Hernieuwbare doelstellingen voor verwarmings- en koelsystemen zullen geleidelijk toenemen, met een bindende stijging van 0,8% per jaar op nationaal niveau tot 2026 en 1,1% van 2026 tot 2030.

Lidstaten krijgen nu (vanaf 20 november) 18 maanden om die richtlijn om te zetten in nationale wetgeving.

[1] Renewable Fuels of Non-Biological Origin verwijst naar alle gasvormige en vloeibare brandstoffen die niet geproduceerd worden met biomassa. Voorbeelden van RFNBO’s zijn waterstof en waterstofafgeleiden zoals ammoniak en e-brandstoffen.

 
Deel deze pagina:
This site is registered on wpml.org as a development site. Switch to a production site key to remove this banner.