Op 20 maart 2024 kwamen EU-leiders en sociale partners, in het kader van het Belgische voorzitterschap van de Raad van de EU, bijeen voor de tripartiete sociale top. Het thema van die sociale top was: “een economisch en sociaal sterk Europa dat zijn rol in de wereld kan spelen.”
Als land dat momenteel, tot eind juni 2024, de Raad van de EU voorzit, maakt België deel uit van het trio voorzitterschappen dat aan dat belangrijke evenement deelnam.
Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, herhaalde onder meer dat ze zich zal blijven inzetten om het tekort aan arbeidskrachten en vaardigheden aan te pakken. Op 20 maart werd dan ook een Europees actieplan gepubliceerd waarin wordt gefocust op vijf beleidsterreinen. Daarnaast bevestigde ze dat het belangrijk is om de obstakels voor de goede werking van de interne markt beter in kaart te brengen en zoveel mogelijk weg te nemen.
De voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel, wees op twee fundamentele pijlers van het Europese project, veiligheid en concurrentievermogen: “We werken momenteel aan een nieuw paradigma om zowel onze klimaat- als onze digitale transformatie aan te gaan. We moeten de interne energie-, diensten- en kapitaalmarkt verdiepen. Onze sociale partners spelen een sleutelrol bij het bereiken van die doelstellingen.”
Namens het roulerende voorzitterschap van de Raad van de EU benadrukte Alexander De Croo dat het Europese sociaal-economische model onder grote druk staat, maar dat het belangrijk is om het te beschermen door voortdurend te zoeken naar overeenkomsten en een evenwicht tussen alle partijen. België beschikt op dat gebied over heel wat ervaring.
Over het algemeen zijn de Europese sociale partners het eens over de noodzaak om het Europese industriële weefsel te ondersteunen en zelfs te versterken, aangezien dat een voorwaarde is voor (het behoud van) hoogwaardig werk. Daartoe moet op Europees niveau een ambitieuze ‘industrial deal’ worden ontwikkeld.
Volgens de voorzitter van BusinessEurope, Fredrik Persson, zijn er goede maatregelen genomen, met name door de goedkeuring van de Net-Zero Industry Act en de Critical Raw Materials Act (de verordening inzake kritieke grondstoffen). We staan echter nog ver van de belofte dat “Europa alles zal doen wat nodig is om zijn concurrentievoordeel te behouden”. De samenhang van het Europese beleid is essentieel om van Europa een aantrekkelijkere investeringslocatie te maken en om ervoor te zorgen dat de Europese Unie haar uitstoot vermindert zonder te de-industrialiseren.
De Belgische ondernemingen werden vertegenwoordigd door Pieter Timmermans, CEO van het VBO, en Annick Hellebuyck, eerste adviseur bij het competentiecentrum Werk & Sociale zekerheid van het VBO. In zijn toespraak benadrukte Pieter Timmermans de urgentie (en dat is nog zacht uitgedrukt) van een dynamisch Europees industriebeleid om de aderlating op het gebied van groei, investeringen, innovatie en concurrentievermogen te stoppen. Bovendien is het belangrijk dat we nu alle mogelijkheden van de interne markt optimaal benutten en de vele nationale obstakels, waardoor we al 700 miljard euro aan inkomsten misliepen, weg te werken. Volgens Pieter Timmermans zal “een verdieping van de interne markt zowel het bedrijfsleven als de Europese burgers ten goede komen. We moeten erkennen dat Europa, net zoals andere continenten, geen sociaal paradijs kan bouwen op een economische woestijn. First things first: laat ons beginnen met het versterken van onze economie. Kwaliteitsvol werk is alleen mogelijk in een bloeiend economisch weefsel. De sociaal-economische dialoog tussen de sociale partners is belangrijk voor het creëren van groei, welvaart en jobs.”
Lees meer artikels over:
