Pensioenen: valt de eik?
Het Planbureau waarschuwde ons vorige week dat de pensioenkosten in amper een jaar tijd met 4,2 miljard zullen stijgen en de pan dreigen uit te swingen. De stijgende inflatie zorgt ook nog eens voor een grotere kloof tussen hoge en lage pensioenen. Dat er een hervorming moet komen is duidelijk. Het is immers van belang dat de jongere generaties op een pensioenstelsel kunnen bogen dat niet alleen financieel houdbaar, maar ook billijk is. En daar wringt het schoentje.
Dat het nieuwe pensioenplan bijna unaniem naar de tekentafel werd teruggestuurd door de regering maakt blijkbaar weinig indruk op minister van Pensioenen Karine Lalieux, getuigen haar uitspraken van vorig weekend. Intussen was er ook overleg met de verschillende regeringspartijen en de sociale partners, maar geen idee wat daarmee werd aangevangen. Het VBO pleit nochtans al lang voor een fundamentele hervorming. Maar behalve het optrekken van het minimumpensioen richting 1.500 euro/maand horen we enkel spreken over – opnieuw – een aantal sociale correcties. De noodzakelijke diepgaande hervormingsgesprekken worden – opnieuw – geparkeerd in een zoveelste commissie.
Om het met een metafoor te zeggen: in plaats van de stam van de pensioen-eik te versterken, laten we nog meer wildgroei aan takken toe. Het risico dat een verzwakte stam breekt onder het gewicht van een kruin overladen door uitzonderingen of afwijkingen, mag niet nog groter worden. Eerst moeten we de stam versterken. Daarna kunnen we gecontroleerd takken laten schieten. Niet omgekeerd.
“Versterk de stam van de pensioen-eik vooraleer hij valt onder het gewicht van de takken.”
Als werkgevers dragen we het grootste gewicht van de financiering van de wettelijke en aanvullende pensioenen. We vragen dan ook dat de wildgroei aan nieuwe zogenaamde sociale pensioencorrecties stopt tot de contouren van een diepgaande hervorming zijn vastgelegd! Versterk met andere woorden de stam, zodat de jongere generaties niet met een zieke pensioenboom worden opgezadeld.
Pensioen en werk
De financiële houdbaarheid van het pensioenstelsel hangt samen met een stevige groei van de werkzaamheidsgraad richting 80%. Pensioenen en werkgelegenheid vormen immers twee zijden van dezelfde medaille. En wie pleit voor meer jobs, kan niet voorbij aan de concurrentiekracht van onze bedrijven. Die staat vandaag zwaar onder druk. Willen we opnieuw afglijden naar een concurrentiehandicap van 16% nadat tijdens de vorige regeerperiode zo hard werd gestreden om die te verlagen tot 10%? We denken het niet. Maar dan moet de arbeidsmarkt wel een stuk minder rigide worden. Dan moeten er maatregelen komen waarmee we de beschikbare arbeidsreserve (werkzoekenden, langdurig arbeidsongeschikten, …) snel en doeltreffend kunnen aanboren. Dan is een hervorming van ons werkloosheidssysteem naar Deens model – beperkt in de tijd en gekoppeld aan verplichte scholing – onvermijdelijk.
Pensioen en drie pijlers
De weerbaarheid van een pensioensysteem tegen interne of externe economische en sociale schokken is het grootst bij een goed evenwicht tussen de eerste wettelijke pijler, de tweede aanvullende pijler en de derde individuele pijler. Die drie pijlers combineren kapitalisatie en repartitie enerzijds, en collectief en individueel sparen voor de oude dag anderzijds. Een combinatie is de beste garantie voor een degelijk appeltje voor de dorst én voor een volgehouden betaalbaarheid onafhankelijk van plotse schokken.
Pensioen en levensverwachting
Langer studeren, langer leven en kortere loopbanen – lees: minder werken – gaan niet samen met hogere pensioenen. Het kan onmogelijk anders dan dat we de groeiende levensverwachting in de pensioenberekening opnemen. Als we het pensioen aanpassen aan de levensduurte (via de automatische indexering), dan is het maar logisch dat het ook de stijgende levensverwachting volgt, gekoppeld weliswaar aan een bonus-malusregeling. Anders gezegd: wie langer professioneel aan de slag is, wordt beloond. Wie vroeger uittreedt, kent de gevolgen.
Pensioen en rechten
Sommigen beschouwen het pensioen als het resultaat van een opbouw van pensioenrechten gedurende de professionele loopbaan. Anderen vinden het vanzelfsprekend dat iedereen ongeacht de loopbaan recht heeft op een hoogwaardig pensioen. De werkgevers kiezen eenduidig voor een pensioenopbouw in lijn met de gepresteerde loopbaan. Waarom? Elke Belg wil loon naar werk en dus ook een pensioen dat matcht met wat hij daarvoor tijdens zijn loopbaan heeft bijgedragen. Wie kan of wil een systeem verdedigen waarbij iemand die een volledige loopbaan hard werkte evenveel pensioen ontvangt als een collega die geen volledige loopbaan aan de slag was? Werken moet meer gevaloriseerd worden dan inactiviteit. Ook dat zal een hogere werkzaamheidsgraad stimuleren.
Pensioen en statuut
De enorme scheeftrekking tussen de verschillende pensioenstelsels wordt almaar meer in vraag gesteld. Het is vandaag niet langer houdbaar dat een gepensioneerde ambtenaar gemiddeld 2.800 euro/maand ontvangt, tegenover 1.600 euro voor een werknemer en nauwelijks 1.000 euro voor een zelfstandige. Een geleidelijke harmonisering van de stelsels dringt zich op door voor elke Belg een combinatie mogelijk te maken tussen een eerste, tweede en derde pensioenpijler.
Pensioen en plafond
Bijdragen op een ongeplafonneerd loon in combinatie met een geplafonneerd wettelijk pensioen leidt de facto tot een basispensioen en een uitholling van het draagvlak voor het wettelijk pensioen (eerste pijler). In mensentaal: het is niet rechtvaardig dat wie zijn hele loopbaan lang de volle pot aan bijdragen betaalt een pensioen krijgt dat nauwelijks de helft bedraagt van zijn laatste loon.
Pas als men een afdoend antwoord op de bovenstaande uitdagingen heeft uitgewerkt, kunnen en moeten we anomalieën in het pensioenstelsel aanpakken. Vandaar deze oproep. Span de kar niet voor het paard! Versterk de eik voor hij valt. Houd ons pensioenstelsel via een grondige hervorming betaalbaar. Pas dan is er ruimte en een draagvlak voor vertakkingen en correcties.